De kelderzwam of Coniophora puteana kan vergeleken worden met de huiszwam, qua schadebeeld. Het grootste verschil zit hem in de verspreidingsmogelijkheid en daarom is de kelderzwam veeleer zeer lokaal. Eveneens is een grotere vochtigheid gewenst (50 a 60%) . Bij uitdroging komt het wel vaker voor dat de huiszwam volgt op de kelderzwam.
Doordat de kelderzwam optimaal groeit onder vochtige omstandigheden is de kelderzwam veel gevoeliger voor uitdroging dan de huiszwam. Uitdroging op zich is onvoldoende gezien de zwam kan sluimeren of slapen
Zwamvlok : of Mycelium: het mycelium is nagenoeg onzichtbaar met het blote oog. Het wordt gevormd uit strengen ( of ryzomorfen).De strengen zijn waaiervormig, zijn bleek bij het begin van de ontwikkeling en verdonkeren naarmate de ontwikkeling verder gaat. Uiteindelijk kleuren ze zwart.
Vruchtlichaam : of Carpofoor : ze worden slechts zelden in gebouwen waargenomen. Ze zijn echter uitgespreid en hebben een olijfgroene tot bruine kleur.
Sporen : De sporen zijn donkerbruin en worden slechts zelden waargenomen. De sporen kunnen verspreid geraken dmv luchtstromingen, insecten, personen, huisdieren, transport van goederen of via water.
Uitzicht van het aangetaste hout: de cellulose binnen in het hout wordt bij aantasting afgebroken en de bruine lignine blijft over. Het hout zal bijgevolg donkerder worden.
Door deze aantasting zullen barsten gecreëerd worden en de balk verandert in een aaneenschakeling van kleine kubische blokjes. Het hout verliest in massa maar vooral in sterkte. De geurontwikkeling is vaak ook waarneembaar.
Groei : Ontkiemingsomstandigheden : houtvochtigheid : 50 à 60 %; luchttemperatuur : 3 à 35° C. Ontwikkelingsomstandigheden: houtvochtigheid : minimum 30 %; luchtvochtigheid : 3 tot 25°C. Hiernaast zijn verschillende factoren - waar onder: zuurstofhoeveelheid, lichtintensiteit, zuurtegraad – belangrijk bij de ontwikkeling van de zwam.
Voorwaarden voor ontwikkeling
Sporen en voedingsbodem In eerste instantie moeten er sporen aanwezig zijn die kunnen ontkiemen. Sporen zitten quasi overal omdat ze zo klein en licht zijn en ze zich via luchtstromingen verspreiden. Daarnaast is er een geschikte organische voedingsbodem nodig. Dit kan hout zijn maar ook papier, leder, koehaar in een bepleistering of van hout afgeleide producten. Cellulosemateriaal dus. De meeste houtsoorten zijn vatbaar voor aantastingen, maar de ene soort toch meer dan de andere. Schadelijke zwammen halen hun voedingsstoffen uit het materiaal waarop ze groeien. Schimmeldraden scheiden enzymen of verterings- sappen af die het hout afbreken, waarna ze de voedingsstoffen opnemen. Deze enzymen werken alleen in een vochtige omgeving.
Vocht Sporen kunnen enkel kiemen in hout waarvan het vochtgehalte rond of boven het vezelverzadigingspunt van het hout ligt. Dat vochtgehalte wordt door heel wat factoren in de hand gewerkt: het hout kan condensatievocht opnemen, optrekkend grondwater, insijpelend vocht van een lek, regenwater dat door een slecht gevoegde muur trekt of water uit aangrenzende constructies. Om een zwam tot ontwikkeling te laten komen, moet het hout langdurig vochtig zijn. Het vochtgehalte is bepalend voor de soorten van zwammen.
Komt het vochtgehalte lager te liggen dan 22%, dan doet de zwam een beroep op gestockeerde voedingsstoffen in het schimmelweefsel om te overleven. De groei zal hierbij stagneren. De overlevingstijd verschilt van soort tot soort. Blijft het vochtgehalte lang onder de 22%, dan sterven de organismen af. Wordt dat peil echter weer snel overschreden, dan zullen de groei en de daarbijbehorende vernieling hervatten. Een uitgedroogde schimmel blijft overigens zichtbaar. Ook de luchtvochtigheid (vanaf 65% RV) van de omgeving is van belang. Een hoge luchtvochtigheid hangt vaak samen met een gebrek aan verluchting. Op tochtige plaatsen zullen zwammen daarom minder kans maken om zich te ontwikkelen.
Zuurstof Een onmisbare factor voor de ontwikkeling van zwammen en schimmels is de aanwezigheid van zuurstof. Zo zal hout dat blijvend onder water staat niet aangetast worden. Schimmels groeien bij voorkeur in een niet verluchte, afgesloten ruimte. Een gebrek aan zuurstof is echter zelden of nooit de factor die de ontwikkeling van schimmels in gebouwen tegenhoudt.
Schadekenmerken
Hout bestaat voornamelijk uit cellulose, hemicellulose en lignine. Bruinrot tast enkel de cellulose en de hemicellulose aan. Bij het krimpen ontstaan er barsten parallel met en dwars op de houtvezels. Dit verklaart het kubusachtige uitzicht en de term ‘kubisch rot’. De achtergebleven lignine geeft een (donker)bruine kleur. Aangezien de vezels van het hout ‘doorgesneden’ worden, verdwijnt de sterkte van het element volledig. Structurele onderdelen in een gebouw verliezen hun mechanische sterkte en kunnen doorbreken.